Leviticus 19:23-25

23Als gij ook in dat land gekomen zult zijn, en alle geboomte ter spijze geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan, deszelfs vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan zal niet gegeten worden.
 zo zult gij de voorhuid daarvan, Dat is, gij zult de eerste vruchten voor onrein houden, als een voorhuid, en niet gebruiken, maar wegwerpen.
,
 onbesneden zijn, Dat is, onrein en dienvolgens niet bekwaam om genoten te worden.
24Maar in het vierde jaar zal al zijn vrucht een heilig ding zijn, ter lofzegging voor den Heere.
 een heilig ding zijn, Dat is, zij moest den Heere toegeheiligd zijn, om Hem te loven voor de onvruchtbaarheid der bomen, en hierom moest zij den priester gegeven worden, die de spijs huns Gods aten. Hebreeuws, heiligheid.
25En in het vijfde jaar zult gij deszelfs vrucht eten, om het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben de Heere, uw God!
 om het inkomen daarvan Dat is, opdat de Heere het inkomen daarvan voor ulieden vermeerdere.
Copyright information for DutSVVA