Leviticus 22:25
25Gij zult ook uit de hand des vreemden van al deze dingen uw God geen spijs offeren; want hun verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek, zij zouden niet aangenaam zijn voor u. ▼▼ des vreemden Hebreeuws, zoon des vreemden, of uitlanders. Hiermede wordt door God bevolen dat de offeranden, die door de vreemden zouden geofferd worden [zie Ezr 6:8-10 ] zonder gebrek moesten zijn, zowel als de offeranden van de kinderen van Israël.
Copyright information for
DutSVVA