Leviticus 24

1En de Heere sprak tot Mozes, zeggende: 2Gebied den kinderen Israëls, dat zij tot u brengen zuivere gestoten olijfolie, voor den luchter, om de lampen gedurig aan te steken.
 brengen Hebreeuws, nemen; dat is, nemen en brengen. Zie Gen 12:15.
,
 gestoten olijfolie, Zie hiervan ook het gebod Exo 27:20.
,
 lampen Welke waren in getal zegen; Exo 25:37.
,
 gedurig aan te steken Te weten, in elken avondstond.
3Aäron zal die voor het aangezicht des Heeren gedurig toerichten, van den avond tot den morgen, buiten den voorhang van de getuigenis, in de tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten.
 Aäron Of, zijne zonen door zijn gebod, gelijk te zien is Exo 27:21.
,
 voorhang van de getuigenis, Die het heilige van het heilige der heiligen afscheidt. Zie boven, Lev 4:6. Deze luchter nu of kandelaar stond in het heilige aan de zuidzijde, gelijk de gouden tafel aan de noordzijde; Exo 26:35.
4Hij zal op den louteren kandelaar die lampen voor het aangezicht des Heeren gedurig toerichten.
 louteren kandelaar Dat is, die van louter en fijn goud gemaakt was, Exo 25:31, gelijk hij ook hierna vs.6 de reine tafel noemt, waar de toonbroden op gelegd worden, omdat die met zuiver, fijn en gelouterd goud overtrokken was; van welke men ook lezen kan Exo 25:24.
5Gij zult ook meelbloem nemen, en twaalf koeken daarvan bakken; van twee tienden zal een koek zijn.
 twee tienden Dat is, van twee gomer, welke was het tiende deel van een efa. Zie Exo 16:36.
6En gij zult ze in twee rijen leggen, zes in een rij, op de reine tafel, voor het aangezicht des Heeren. 7En op elke rij zult gij zuiveren wierook leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den Heere.
 ten gedenkoffer zal zijn; Zie boven, Lev 2:2.
8Op elken sabbatdag gedurig zal men dat voor het aangezicht des Heeren toerichten, vanwege de kinderen Israëls, tot een eeuwig verbond.
 elken sabbatdag Hebreeuws, in den dag des sabbats, in den dag des sabbats. Zie van deze manier van spreken Gen 7:2.
,
 toerichten, Hetwelk de priesters alleen doen moesten.
,
 kinderen Israëls, Die de meelbloem geofferd hadden, waarvan de priesters de broden of koeken maken moesten.
9En het zal voor Aäron en zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden uit de vuurofferen des Heeren, een eeuwige inzetting.
 zal voor Aäron en zijn zonen Versta, in het eind van de week, wanneer men op den sabbat daaraanvolgende die toonbroden van de tafel nam, om verse in hun plaats te leggen.
,
 vuurofferen Dit wordt onder de vuurofferanden ook geteld, omdat de wierook, die er op lag, dan aangestoken en den Heere verbrand werd.
10En er ging de zoon ener Israëlietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israëls, de zoon van een Egyptische man was; en de zoon van deze Israëlietische en een Israëlietisch man twistten in het leger.
 de zoon van een Egyptische man was; Het is waarschijnlijk dat deze Egyptenaar het Israëlietisch geloof aangenomen had, gelijk velen menen, of anders moest hij, als een vreemdeling, onder de Israëlieten gewoond hebben.
,
 Israëlietisch man Ten aanzien van beide zijn ouders.
11Toen lasterde de zoon der Israëlietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan.
 lasterde de zoon der Israëlietische vrouw Het Hebreeuwse woor wat hier uitdrukkelijk lasteren overgezet is, betekent eigenlijk doorsteken, doorboren, doorwonden; waarmede de afgrijselijkheid dezer daad te kennen gegeven wordt, omdat hij God met zijn snode tong als doorstoken had.
,
 NAAM, Versta, den naam des Heeren, of, JHWH, gelijk zulks verklaard wordt vs.16, en Deu 28:58. Zie van dezen naam Gen 2:4.
,
 brachten zij hem tot Mozes; Versta, dat de rechters hem tot Mozes gebracht hebben, om hem raad te vragen hoe zij dezen gruwelijken lasteraar straffen zouden.
12En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des Heeren, verklaring geschieden zou.
 den mond des HEEREN, Dat is, het bevel des Heeren. Zie Gen 41:40, en Exo 17:1.
13En de Heere sprak tot Mozes, zeggende: 14Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de gehele vergadering stenigen.
 gehoord hebben, Namelijk, hoe hij gevloekt en den naam van God gelasterd heeft. En dezen, als getuigen, moesten hunne hand op zijn hoofd leggen, om daarmede te getuigen dat zij hem met waarheid van deze zonde der godslastering beschuldigden, en dat hij alzo er aan schuldig zijnde, deze straf verdiend had.
15En tot de kinderen Israëls zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen.
 zonde dragen Dat is, de straf zijner zonde, gelijk hij dat verklaart in vs.16. Zie boven, Lev 5:1.
16En wie den Naam des Heeren gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.
 gelasterd zal hebben, Hebreeuws, doorstoken hebben; gelijk boven, vs.11. Zie aldaar.
,
 zal zekerlijk gedood worden; Hebreeuws, stervende gedood worden; dat is, men zal niet nalaten hem te doden zonder enige verschoning te gebruiken. Alzo in het volgende.
,
 zekerlijk stenigen; Hebreeuws, stenigende stenigen.
17En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden.
 ziel des mensen Dat is, een mens. Zie Gen 12:5, en Exo 21:12.
,
 zal verslagen hebben, Dat is, wie een mens met wonden en slaan het leven beneemt. Vergelijk Gen 37:21.
18Maar wie de ziel van enig vee zal verslagen hebben, hij zal het wedergeven, ziel voor ziel.
 ziel voor ziel Te weten, een levend stuk vee, voor hetgeen hij doodgeslagen zal hebben.
19Als ook iemand aan zijn naaste een gebrek zal aangebracht hebben; gelijk als hij gedaan heeft, zo zal ook aan hem gedaan worden:
 zo zal ook aan hem gedaan worden Te weten, naar wettelijke orde, verklaard in de volgende aantekening.
20Breuk voor breuk, oog voor oog, tand voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens zal aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht worden.
 Breuk voor breuk, Dit was de wet der vergelding, welke niet door particuliere personen, maar door de overheid met kennis van zaken moest uitgevoerd worden. De Farizeën hebben haar misduid en kwalijk uitgelegd, waarover zij van onzen Zaligmaker, Mat 5:38-39, bestraft worden.
,
 aangebracht hebben, Hebreeuws, gegeven.
21Wie dan enig vee verslaat, die zal het wedergeven; maar wie een mens verslaat, die zal gedood worden. 22Enerlei recht zult gij hebben; zo zal de vreemdeling zijn, als de inboorling; want Ik ben de Heere, uw God! 23En Mozes zeide tot de kinderen Israëls, dat zij den vloeker tot buiten het leger uitbrengen, en hem met stenen stenigen zouden. En de kinderen Israëls deden, gelijk als de Heere Mozes geboden had.
Copyright information for DutSVVA