Leviticus 24:10-11

10En er ging de zoon ener Israëlietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israëls, de zoon van een Egyptische man was; en de zoon van deze Israëlietische en een Israëlietisch man twistten in het leger.
 de zoon van een Egyptische man was; Het is waarschijnlijk dat deze Egyptenaar het Israëlietisch geloof aangenomen had, gelijk velen menen, of anders moest hij, als een vreemdeling, onder de Israëlieten gewoond hebben.
,
 Israëlietisch man Ten aanzien van beide zijn ouders.
11Toen lasterde de zoon der Israëlietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan.
 lasterde de zoon der Israëlietische vrouw Het Hebreeuwse woor wat hier uitdrukkelijk lasteren overgezet is, betekent eigenlijk doorsteken, doorboren, doorwonden; waarmede de afgrijselijkheid dezer daad te kennen gegeven wordt, omdat hij God met zijn snode tong als doorstoken had.
,
 NAAM, Versta, den naam des Heeren, of, JHWH, gelijk zulks verklaard wordt vs.16, en Deu 28:58. Zie van dezen naam Gen 2:4.
,
 brachten zij hem tot Mozes; Versta, dat de rechters hem tot Mozes gebracht hebben, om hem raad te vragen hoe zij dezen gruwelijken lasteraar straffen zouden.
Copyright information for DutSVVA