Leviticus 26:1

1Gij zult ulieden geen afgoden maken; noch gesneden beeld, noch opgericht beeld zult gij u stellen, noch gebeelden steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de Heere, uw God!
 afgoden maken; Zie boven, Lev 19:4.
,
 opgericht beeld Het Hebreeuwse woord betekent al wat op de wijze van een pilaar opgericht of op een pilaar gesteld werd, ter ere van de afgoden; Exo 23:24; Deu 16:22.
,
 gebeelden steen Hebreeuws, steen van het beeld, of der afbeelding.
Copyright information for DutSVVA