Leviticus 26:30

30En Ik zal uw hoogten verderven, en uw zonnebeelden uitroeien, en zal uw dode lichamen op de dode lichamen uwer drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen.
 hoogten verderven, Versta, hoge plaatsen, als bergen en heuvelen, op welke men de afgoden offeranden deed; of de hoge timmeringen der altaren. Zie van deze ook Num 33:52; Eze 6:3.
,
 zonnebeelden uitroeien, Het Hebreeuwse woord betekent beelden, die hun naam hadden van hittigheid en warmte, of [zoals men meent] omdat zij in de zon tentoon stonden. Anderen verstaan de huizen en altaren, die ter ere van de zon opgericht waren. Of op welke het vuur als een God werd geëerd. Zie van deze beelden ook 2Ch 14:5, en Eze 6:4, enz.
,
 dode lichamen uwer Alzo noemt hij de afgebroken stukken der afgoden en de rompen derzelve, zoals die verachtelijk daarheen zouden geworpen worden, alzo zouden ook de lichamen der afgodendienaars veracht en de begrafenis niet waardig gehouden worden.
,
 drekgoden werpen; Hebreeuws, drekken; dat is, welke door God niet anders dan als mensendrek geacht worden en die ieder daarom billijk als stinkende drek behoorde te verfoeien. De beelden der afgoden worden dikwijls aldus genoemd, om ons van afgoderij als van een afschuwelijke vuiligheid een walging te maken. Zie Deu 29:17; 1Ki 15:12; 2Ki 17:12, en 2Ki 21:11; Jer 50:2; Eze 6:6, en Eze 14:3, en Eze 20:7, enz.
Copyright information for DutSVVA