Leviticus 6

1Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende:
 sprak de HEERE tot Mozes, De eerste zeven verzen dit hoofdstuk, worden van anderen, naar uitwijzen van den Hebreeuwsen tekst, bij Lev. 5, gevoegd en dat niet zonder reden, dewijl hier nog van de schuldoffers gehandeld wordt.
2Als een mens gezondigd, en tegen den Heere door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of van roof, of dat hij met geweld zijn naaste onthoudt;
 mens gezondigd, Hebreeuws, ziel; en zo in het volgende. Zie Gen 12:5.
,
 tegen den HEERE Die aan zijn naasten misdoet, zondigt ook tegen den Heere; niet alleen omdat de mens Gods schepsel is en Hem toebehoort, maar ook omdat God bevolen heeft zijn naasten te lieven, en niet te beschadigen; en dikwijls in en over de zonden tegen den naasten begaan, de naam des Heeren misbruikt wordt.
,
 gelogen hebben Anders, geloochend.
,
 ter hand gesteld was, Hebreeuws, van stelling der hand; dat is, dat iemand in handen gegeven en besteld is, hetzij van een alleen, of van velen, met welke hij door handgeving, handtekening of anderszins in gemeenschap of maatschappij getreden is, om dat wèl te bezorgen en waar te nemen.
,
 met geweld zijn naaste onthoudt; Of, bedriegelijk zijn naasten onttrokken heeft.
3Of dat hij het verlorene gevonden, en daarover gelogen, en met valsheid gezworen zal hebben; over iets van alles, dat de mens doet, daarin zondigende. 4Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft, en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal den roof, dien hij geroofd, of het onthoudene, dat hij met geweld onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was, of het verlorene, dat hij gevonden heeft; 5Of van al, waarover hij valselijk gezworen heeft, dat hij hetzelve in zijn hoofdsom wedergeve, en nog het vijfde deel daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven op den dag zijner schuld.
 in zijn hoofdsom wedergeve, Hebreeuws, in zijn hoofd; dat is in het principale zelf wat ontvreemd is, of in de kapitale som.
,
 op den dag zijner schuld Dat is, als hij schuldig bevonden en verklaard zal worden. Anders, ten dage zijns schuldoffers; dat is, wanneer hij de offerande voor zijne schuld zal moeten offeren om zich te verzoenen met God, dan zal hij meteen zijn naasten voldoen; vergelijk Mat 5:23.
6En hij zal den Heere zijn schuldoffer brengen tot den priester, een volkomen ram uit de kudde, met uw schatting, ten schuldoffer.
 met uw schatting, Zie boven, Lev 5:15.
7Dan zal de priester voor hem verzoening doen voor het aangezicht des Heeren, en het zal hem vergeven worden; over iets van al, wat hij doet, waar hij schuld aan heeft.
 hem verzoening doen Zie boven, Lev 1:4.
,
 waar hij schuld aan heeft Hebreeuws, ten schuld daarin.
8Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 9Gebied Aäron en zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers; het is hetgeen, wat door de branding op het altaar den gansen nacht tot aan den morgen opvaart; alwaar het vuur des altaars zal brandende gehouden worden.
 Dit is de wet des brandoffers; Dat is, het voorschrift van die manier hoe men brandoffer doen zal, of het dagelijkse, Exo 29:38, of het vrijwillige, Lev. 1 , of wat de wet voor enige zonde beveelt.
,
 het is hetgeen, Te weten, het brandoffer. Het is ene beschrijving des brandoffers; vergelijk die met de aantekeningen op Gen 8:20.
,
 het vuur des altaars Te weten, wat op dit altaar, toen de eerste offerande daarop geschiedde, uit den hemel gevallen is, en daarna altijd brandende onderhouden moest worden; onder vs.12,13,.
10En de priester zal zijn linnen kleed aantrekken, en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en zal de as opnemen, als het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen.
 linnen kleed aantrekken, Zie hiervan, Exo 28:39-40.
,
 die bij het altaar leggen Te weten, as. Zie boven, Lev 1:16.
11Daarna zal hij zijn klederen uittrekken, en zal andere klederen aandoen, en zal de as tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats.
 tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats Zie boven, Lev 4:12.
12Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar de priester zal daar elken morgen hout aansteken, en zal daarop het brandoffer schikken, en het vet der dankofferen daarop aansteken.
 daar Te weten, op het altaar.
,
 elken morgen hout aansteken, Hebreeuws, in den morgen, in den morgen. Zie Gen 39:10.
13Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden. 14Dit is nu de wet des spijsoffers; een der zonen van Aäron zal dat voor het aangezicht des Heeren offeren, voor het altaar.
 spijsoffers; Zie boven, Lev 2:1.
,
 voor aan het altaar Anders, op het altaar. Hebreeuws, aan het aangezicht des altaars.
15En hij zal daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers, en van deszelfs olie, en al den wierook, die op het spijsoffer is; dan zal hij het aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk tot deszelfs gedachtenis voor den Heere.
 een liefelijke reuk Zie boven, Lev 1:9.
,
 tot deszelfs gedachtenis Zie boven, Lev 2:2.
16En het overblijvende daarvan zullen Aäron en zijn zonen eten; ongezuurd zal het gegeten worden in de heilige plaats; in den voorhof van de tent der samenkomst zullen zij dat eten.
 zullen Aäron en zijn zonen eten; Deze wet had drie redenen:I. opdat het geheiligde niet in kleinachting zou komen door het algemene gebruik;II. opdat het daarna door de gemeente niet door vertoning, eergierigheid, overdaad of anderszins misbruikt zou worden;III. opdat de priesters, die het altaar dienden, van het altaar zouden leven; 1Co 9:10.
,
 in den voorhof van de tent Hiermede wordt uitgedrukt welke de heilige plaats is, waar het heilige door de priesters gegeten moest worden. Zie ook onder, vs.26, en Lev 10:12-13.
17Het zal niet gedesemd gebakken worden; het is hun deel, dat Ik gegeven heb van Mijn vuurofferen; het is een heiligheid der heiligheden, gelijk het zondoffer en gelijk het schuldoffer.
 een heiligheid der heiligheden, Zie boven, Lev 2:3.
18Al wat mannelijk is onder de zonen van Aäron zal het eten; het zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten van de vuurofferen des Heeren; al wat die zal aanroeren, zal heilig zijn.
 eeuwige inzetting Hebreeuws, inzetting der eeuwigheid. Zie Gen 13:15.
,
 wat Of, al wie.
,
 die zal aanroeren, Te weten, de dingen, vermeld in vs.16,17.
,
 heilig zijn Dat is, voor heilig geacht en niet gebruikelijk in enige andere zaken; maar het meost òf gebroken òf gewassen òf ook geschuurd en afgespoeld worden. Zie onder, vs.27,28.
19Wijders sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 20Dit is de offerande van Aäron en van zijn zonen, die zij den Heere offeren zullen, ten dage als hij zal gezalfd worden: het tiende deel ener efa meelbloem, een spijsoffer gedurig; de helft daarvan op den morgen, en de helft daarvan op den avond.
 hij zal gezalfd worden Namelijk, Aäron, of een zijner zonen.
,
 efa meelbloem, Zie boven, Lev 5:11.
,
 een spijsoffer gedurig; Dat is, of, gelijk het gedurig spijsoffer, of, met het gedurig spijsoffer, of, ten gedurigen spijsoffer; te weten, in de zalving der priesters. Aangaande het gedurig spijsoffer, zie Exo 29:40.
,
 de helft daarvan op den morgen, Dat is, de ene helft der meelbloem voor het morgenoffer en de ander voor het avondoffer.
21Het zal in een pan met olie gemaakt worden; geroost zult gij het brengen; en de gebakken stukken des spijsoffers zult gij offeren, tot een liefelijken reuk den Heere.
 geroost zult gij het brengen; Anders, gebakken, en zo gezoden, dat het opbobbelt en door het koken opgeblazen wordt, en tot enige verheffing komt; alzo onder, Lev 7:12.
,
 gebakken stukken Hebreeuws, kooksel des spijsoffers van de stukken; dat is, gekookte of gebakken stukken des spijsoffers.
22Ook zal de priester, die uit zijn zonen in zijn plaats de gezalfde zal worden, hetzelfde doen; het zij een eeuwige inzetting; het zal voor den Heere geheel aangestoken worden.
 gezalfde zal worden, Te weten, om na zijn dood in zijn ambt te treden.
,
 aangestoken worden Om ganselijk verbrand te worden.
23Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn; het zal niet gegeten worden.
 Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn; Te weten, dat het gans aangestoken en verbrand zal worden. Anders, zal geheel verbrand worden.
24Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 25Spreek tot Aäron en tot zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in de plaats, waar het brandoffer geslacht wordt, zal het zondoffer voor het aangezicht des Heeren geslacht worden; het is een heiligheid der heiligheden.
 zondoffers Zie boven, Lev 4:3.
,
 in de plaats, Zie boven, Lev 1:3.
,
 het is een heiligheid der heiligheden Zie boven, Lev 2:3.
26De priester, die het voor de zonde offert, zal het eten; in de heilige plaats zal het gegeten worden, in den voorhof van de tent der samenkomst.
 voor de zonde offert, Hebreeuws, ontzondigt; dat is, voor de zonde offert.
27Al wat deszelfs vlees zal aanroeren, zal heilig zijn; zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben, dat, waarop hij gesprengd zal hebben, zult gij in de heilige plaats wassen.
 wat deszelfs vlees zal aanroeren, Of, wie.
,
 heilig zijn; Zie boven, vs.18.
,
 dat, Te weten, kleed.
,
 de heilige plaats wassen Zie boven, vs.16.
28En het aarden vat, waarin het gezoden is, zal gebroken worden; maar zo het in een koperen vat gezoden is, zo zal het geschuurd en in water gespoeld worden.
 water gespoeld worden Te weten, in het heilige water. Zie Exo 40:7, Exo 40:30, en onder, Lev 8:11.
29Al wat mannelijk is onder de priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid der heiligheden. 30Maar geen zondoffer, van welks bloed in de tent der samenkomst zal gebracht worden, om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden; het zal in het vuur verbrand worden.
 zondoffer, Zodanige waren de zondoffers, die voor het vergrijp des hogepriesters en der gehele gemeente geofferd werden; Lev 4:5, Lev 4:16. Idem het jaarlijkse zondoffer op den dag der verzoening; Lev 16:27.
Copyright information for DutSVVA