Leviticus 9:24

24Want een vuur ging uit van het aangezicht des Heeren, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en vielen op hun aangezichten.
 van het aangezicht des HEEREN, Dat is, van het heilige der heiligen, genoemd met den gehelen tabernakel Gods huis; 1Sa 3:15; 1Ch 6:31-32, waar de ark des verbonds was, een teken van Gods tegenwoordigheid; of versta dit van den hemel, die de woning des Heeren genoemd werd; Deu 26:15; 2Ch 30:27; Isa 63:15, vanwaar ten tijde van Elias het vuur over zijne offerande gevallen is; 1Ki 18:38.
,
 zo juichten zij, Dat is, zij hebben een vreugdegeschrei, of vrolijk geroep gemaakt.
,
 vielen op hun aangezichten Tot een teken van ootmoedigen eerbied. Zie Gen 17:3.
Copyright information for DutSVVA