Malachi 1:14

14Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere belooft, en offert, dat verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt de Heere der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder de heidenen.
 die een mannetje in zijn kudde heeft, Die de macht en middel hebbende om God ene offerande te doen, achtervolgens het bevel zijner wet, zulks nalaat uit gierigheid. Ten brandoffer moest men een mannetje brengen; Lev 1:3 .
,
 wat verdorven is, Dat beschadigd of gebrekkig is, of een vlek heeft, en derhalve niet bekwaam ter offerande.
,
 een groot Koning, Aldus wordt de Heer ook van David genoemd Psa 47:3 , en derhalve is Hij te eren en te vrezen boven alle koningen en vorsten. Zie vs.8. Zie ook Psa 48:3 , en Mat 5:35 .
,
 onder de heidenen Hoeveel te meer behoort gijlieden, die Mijn volk genoemd wordt, Mij te vrezen, te eren en te dienen.
Copyright information for DutSVVA