Malachi 2:17

17Gij vermoeit den Heere met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de ogen des Heeren, en Hij heeft lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels?
 vermoeit den HEERE Of, maakt den Heere moede; de zin is: Gij murmureert tegen God, omdat Hij u niet straks verhoorde, zo haast als gij Hem aanroept. Het is menselijkerwijze gesproken. Zie Isa 43:24 .
,
 nog zegt gij Anders: indien gijlieden ziedet.
,
 vermoeien wij Hem? Of, maken wij Hem moede.
,
 is goed in de ogen des HEEREN, Dat is, die behaagt den Heere, en hij is Hem aangenaam. Dit besloten zij daaruit, omdat het velen goddelozen welging op aarde en velen vromen kwalijk. Zie Psa 37:1 .
,
 aan zodanigen; Aan zulk een volk, dat kwaad doet.
,
 de God des oordeels? Of, de God die straft? Alsof zij zeiden: Hij is verre van van ons, men ziet niet dat Hij lichtelijk straft degenen, die tegen Hem misdoen; derhalve is het tevergeefs dat gij ons met Hem dreigt, willen zij zeggen.
Copyright information for DutSVVA