Micah 1:2

2Hoort, gij volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver volheid! de Heere Heere nu zal tot een getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner heiligheid.
 gij volken altemaal Hebr. volken, die, of zij alle, gelijk elders; een figuurlijke verdagvaarding van alle volken en creaturen, om te verschijnen en te helpen in het oordeel van God, dat Hij over zijn volk wilde uitspreken. Verg. Deu 32:1 ; Psa 50:1 ; Isa 1:2 ; Jer 6:18-19 ; Amo 3:9 . Verg. ook onder Mic 6:1-2 . Sommigen verstaan door de volken al de stammen van Gods volk, en door de aarde het land Kanaän.
,
 aarde Anders, land.
,
 volheid Gelijk Psa 24:1 .
,
 zal tot een getuige zijn Of, zij ten getuige,
,
 tegen Of, onder; ziende op de volken in welker tegenwoordigheid God als tegen zijn volk wilde getuigen.
,
 ulieden Gij van Samaria en Jeruzalem, om u in volle gericht van uw boosheid en de rechtvaardigheid van zijn straffen te overtuigen. Verg. Psa 50:7 met de aantekening.
,
 tempel zijner heiligheid Dat is, zijn heilige tempel, of zijn heilig paleis; zullende [om zo te spreken] afkomen uit de hemel, [waar Hij met zijn heerlijkheid woont] of uit de tempel van Jeruzalem, [waar Hij met zijn genadige tegenwoordigheid woont] niet om genade te bewijzen, maar om recht te houden. Zie Psa 11:4 ; Jon 2:4 , Jon 2:7 met de aantekening.
Copyright information for DutSVVA