Micah 3:5

5Alzo zegt de Heere, tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden bijten, en roepen vrede uit; maar die niet geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een krijg.
 bijten, en roepen vrede uit; Onder voorwensel van liefde en vriendelijkheid, als grijpende wolven, de zielen moorden, door hun valse verleidende profetieën. Verg. Eze 13:18-19 en Eze 22:25 ; Mat 7:15 . Of, als verhongerde beesten, verscheuren en veslinden wat men hun geeft, en roepen dan van vrede, geluk en voorspoed, als zij de buik vol hebben. Verg. Mic 2:11 ; Isa 56:10 , Isa 56:11 ; Eze 13:3 met de aantekening.
,
 heiligen zij een krijg Dat is, tegen die ruien en hitsen zij een ieder op, rusten toe, en nemen oorlog tegen hem aan, of verkondigen en profeteren hem alle kwaad, als zijnde een verachter van God en Zijn Woord, dat zij valselijk voorwenden. Zie van het Hebr. woord Jer 6:4 .
Copyright information for DutSVVA