Micah 6:6-8

6Waarmede zal ik den Heere tegenkomen, en mij bukken voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met eenjarige kalveren?
 Waarmede zal ik den HEERE Hier wordt het volk ingevoerd, als antwoordende op de voorgaande woorden van den profeet, en vragende wat zij dan zouden moeten doen, dat God behagen mocht.
,
 tegenkomen, Dat is, bejegenen, tegemoet gaan. Alzo wordt het Hebr. woord genoemn, Deu 23:4 ; Neh 13:2 , enz.; of voorkomen, dat is, zijn toorn en straf ontgaan.
,
 hogen God? Hebr. den God der hoogheid.
,
 eenjarige kalveren? Hebr. zonen, of kinderen van een jaar.
7Zou de Heere een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel?
 Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, Dit kan men nemen als het antwoord van den profeet op de voorgaande vraag van het volk, waarop hij met deze manier van vragen wel uitdrukkelijk ontkent dat het met het uiterlijk offeren zou te doen zijn, al deden zij dat nog zoveel.
,
 Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, Tegenbewijs des volks, alsof zij zeiden: Is het met beesten te offeren niet te doen, zullen wij dan mensen, ja onze eerstgeboren zonen, offeren? Zouden wij daarmede den vrede met God kunnene maken? Gelijk zij gewoon waren hunne kinderen, op zijn heidens, den afgoden te offeren; zie Lev 18:21 ; 2Ki 23:10 ; Jer 7:31 , en Jer 19:5-6 ; Eze 16:20-21 , en Eze 23:39 met de aantekening. Aldus drukt de profeet zeer levendig uit met hoedanige gedachten zij zwanger gingen, en waarin zij [als huichelaars] den waren godsdienst en bekering stelden.
8Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de Heere van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?
 Hij heeft Namelijk den Heere.
,
 bekend gemaakt, o mens Door zijn woord; zodat gij gene ontwetendheid kunt voorwenden, en evenwel doet gij regelrecht daartegen, [gelijk hun in het volgende verweten wordt] en dan wilt gij u nog wijsmaken dat God met uw offeren moet tevreden zijn, alsof er dan niets aan schortte en niets anders van u te eisen zij.
,
 recht te doen, Of, gericht. Zie Gen 18:19 ; 1Ki 10:9 ; Jer 4:2 met de aantekening. Deze eis Gods was zo klaar en overvloedig in zijn Woord uitgedrukt, dat zij, het tegendeel doende [gelijk zij deden] zonder alle onschuld waren.
,
 ootmoediglijk te wandelen Hebr. ootmoedig zijn wandelen, of zich verootmoedigen [met wandelen, of wandelende. Zie van zulke samenvoeging van twee woorden Psa 45:5 .
,
 met uw God? Zie Gen 5:22 .
Copyright information for DutSVVA