Micah 7:2-3

2De goedertierene is vergaan uit het land, en er is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op bloed, zij jagen, een iegelijk zijn broeder, met een jachtgaren.
 goedertierene is vergaan Verg. Psa 12:2 ; Isa 57:1 met de aantekening aldaar.
,
 uit het land, Anders: van de aarde.
,
 oprecht onder de mensen; Hebr. recht, of richting. Zie Psa 7:11 . Hetzelfde woord staat ook in vs.4.
,
 bloed, Hber. bloeden; dat is, doodslag en moordenarij. Zie Gen 4:10 , en Gen 37:26 .
,
 jachtgaren Om hem met handelingen in het net te krijgen, te vangen, en als een roof te verslinden. Verg. Psa 10:8-11 , en Eze 19:3 , Eze 19:6 , enz.
3Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.
 Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, Of, de handen zijn tot kwaad, om goed te doen, [dat is, iemands zaak te bevorderen] eist de vorst [te weten, geschenken] en de rechter [te weten, eist] tot vergelding. Of, ten kwade zijn de handen zeer kloek, enz. Of, opdat beide handen, enz. kwaad mogen doen. Of, beide handen [zijn er op uit, of zijn bezig], om dergelijk, [of] dapperlijk, meesterlijk, kunstiglijk kwaad te doen, dat is te beschadigen. Zij zijn met al hun verstand leggen zij zich daarop. Van het Hebr. woord, dat hier is overgezet wel dapper, zie Jon 4:4 .
,
 eist de vorst, Te weten, giften, geschenken. Verg. Hos 4:18 .
,
 vergelding; Dat is, om geschenken.
,
 grote spreekt Zie 2Ki 25:9 .
,
 verderving Dat is, hij durft wel onbeschaamd spreken wat verdriet, schade en jammer hij voorheeft anderen aan te doen; of hetgeen waardoor hij zijn eigen ziel in het verderf brengt.
,
 ziel, Dat is, waar bij lust of begeerte toe heeft, wat hem slechts lust dat durft hij zeggen, bedenken en doen. Zie Psa 27:12 , en verg. Mic 2:2 .
,
 draaien ze dicht ineen Te weten, de schenderij. Gelijk men verscheidene kleine koorden of zelen tezamen draait om een dik touw daarvan te maken, alzo draaien zij hun schendige praktijken met elkander vast en dicht ineen, samenspannende met elkander, en zich verbindende, sterkende, om zonder fout hunne boosheid uit te werken. Verg. Ecc 4:12 ; Psa 129:4 ; Isa 5:18 .
Copyright information for DutSVVA