Nehemiah 13:12-13

12Toen bracht gans Juda de tienden van het koren, en van den most, en van de olie, in de schatten.
 schatten Dat is, schatkamers. Zie boven, vs.5.
13En ik stelde tot schatmeesters over de schatten, Selemja, den priester, en Zadok, den schrijver, en Pedaja, uit de Levieten; en aan hun hand Hanan, den zoon van Zakkur, den zoon van Matthanja; want zij werden getrouw geacht, en hun werd opgelegd aan hun broederen uit te delen.
 over de schatten, Gelijk boven, Neh 12:44 , en 1Ch 26:20 , enz.; 2Ch 31:12 , enz.
,
 aan hun hand Hanan, Dat is, tot hun dienst of hulp.
,
 getrouw geacht, Vergelijk boven, Neh 7:2 .
,
 hun werd opgelegd Hebreeuws, [het was] op hen; dat is, het was hun plicht, hun last.
Copyright information for DutSVVA