Numbers 13:32-33

32Alzo brachten zij een kwaad gerucht voort van het land, dat zij verspied hadden, aan de kinderen Israëls, zeggende: Dat land, door hetwelk wij doorgegaan zijn, om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners verteert; en al het volk, hetwelk wij in het midden van hetzelve gezien hebben, zijn mannen van grote lengte.
 verteert; Zij willen zeggen dat het een ruw land was, waaraan men zich afarbeiden moest om vruchten er van te krijgen, alzo dat men zijn lijfskrachten er aan verdeed; of dat de vrucht des lands hard was, die de lichamen der inwoners opat en verteerde, hetwelk toch onwaarachtig was. Sommigen verstaan het van de onderlinge oorlogen, die tussen de inwoners van Kanaän waren; vergelijk Eze 36:12-13.
,
 grote lengte Hebreeuws, van maten; gelijk 1Ch 11:23, en 1Ch 20:6; Isa 45:14.
33Wij hebben ook daar de reuzen gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen; en wij waren als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij ook in hun ogen.
 de reuzen gezien, Hebreeuws, Nephilim. Zie van dit woord Gen 6:4.
,
 van de reuzen; Te weten, afkomstig.
Copyright information for DutSVVA