Numbers 21:1-3

1Als de Kanaäniet, de koning van Harad, wonende tegen het zuiden, hoorde, dat Israël door den weg der verspieders kwam, zo streed hij tegen Israël, en hij voerde enige gevangenen uit denzelven gevankelijk weg.
 Harad, Harad schijnt te wezen de stad, waar deze koning zijn zetel had. Zie Jos 12:14. Anderen menen dat Harad geweest is de naam diens konings.
,
 het zuiden, Te weten, van het land Kanaän, waarheen de verspieders getrokken waren, Num 13:17. Zie ook Num 33:40.
,
 Israël door den weg der verspieders kwam, Dat is, door den weg, dien de verspieders, welken Mozes uitgezonden had, gereisd waren. Sommigen houden Atharim [hetwelk hier is overgezet verspieders ] voor den naam van een zekere plaats.
2Toen beloofde Israël den Heere een gelofte, en zeide: Indiën Gij dit volk geheel in mijn hand geeft, zo zal ik hun steden verbannen.
 verbannen Dat is, ik zal hen voor mij, of tot ons voordeel niet houden, maar ik zal hen u heiligen, of u ter ere verdelgen. Zie Jos 6:17, Jos 6:19, Jos 6:21, Jos 6:24, en Lev 27:28-29.
3De Heere dan verhoorde de stem van Israël, en gaf de Kanaänieten over; en hij verbande hen en hun steden; en hij noemde den naam dier plaats Horma.
 gaf de Kanaänieten over; Te weten, in zijne hand, gelijk vs.2.
,
 verbande hen en hun steden; Dit is niet volkomenlijk geschied ten tijde van Mozes, maar door Jozua. Zie Jos 12:14, en Jdg 1:16-17.
,
 hij noemde den naam dier plaats Te weten, Israël, dat is, de Israëlieten.
,
 Horma Dat is, verbanning.
Copyright information for DutSVVA