Numbers 22:2-4

2Toen Balak, de zoon van Zippor, zag al wat Israël aan de Amorieten gedaan had;
 Balak, Deze Balak was in dezen tijd koning der Moabieten, vs.4. Zie van hem breder Jdg 11:25, en Mic 6:5.
3Zo vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes volks, want het was veel; en Moab was beangstigd voor het aangezicht van de kinderen Israëls.
 Zo vreesde Moab zeer Hier wordt vervuld wat Exo 15:15 voorzegd is.
,
 was beangstigd Of, werd verdrietig, gelijk Exo 1:12.
4Derhalve zeide Moab tot de oudsten der Midianieten: Nu zal deze gemeente oplikken al wat rondom ons is, gelijk de os de groente des velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, koning der Moabieten.
 de oudsten der Midianieten Zij worden vorsten genaamd vs.8.
,
 oplikken Dat is, opeten en verteren.
,
 al wat rondom ons is, Hebreeuws, al onze rondommen, of, onze rondommigheden.
Copyright information for DutSVVA