Numbers 28
1Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 2Gebied den kinderen Israëls, en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn spijze voor Mijn vuurofferen, Mijn liefelijken reuk, zult gij waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten tijd. ▼ , ▼ , ▼ 3En gij zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer, hetwelk gij den Heere offeren zult: twee volkomen eenjarige lammeren des daags, tot een gedurig brandoffer. ▼▼ eenjarige lammeren des daags, Hebreeuws, zonen eens jaars; alzo in het volgende, als in vs.9, 11, 19, 27.
,
▼▼ gedurig Zie onder, vs.6 en de aantekeningen.
,
▼ 4Het ene lam zult gij bereiden des morgens; en het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden. ▼▼ tussen de twee avonden Dat is, tussen beide de einden des avonds of tussen ingang en uitgang van den avond. De avond ging in met de negende ure des daags; dat is, drie uren vóór den ondergang der zon, en ging met denzelfden ondergang uit. De twee einden des avonds worden twee avonden geheten, omdat het eerste het einde was van den afgaanden dag en het andere het begin van den aankomenden nacht. Zie ook Exo 12:6.
5En een tiende deel ener efa meelbloem ten spijsoffer, gemengd met het vierendeel van een hin van gestoten olie. ▼
,
▼
,
▼ 6Het is het gedurig brandoffer, hetwelk op den berg Sinaï ingesteld was tot een liefelijken reuk, een vuuroffer den Heere. ▼▼ ingesteld was Hebreeuws, gemaakt. Zie van het gedurig brandoffer Exo 29:38-39, enz. en van de andere offers, Lev 23, welke, omdat zij daarna negen en dertig jaren lang in de woestijn niet wel onderhouden zijn geweest, zo heeft God de wetten daarvan, toen zij nu op het intreden van het land Kanaän waren, willen vernieuwen; eensdeels opdat zij niet meer zouden nagelaten worden, anderdeels opdat hieruit blijken zou dat Hij, als een genadig vader, dat volk, niettegenstaande zijn veelvuldige afwijkingen, nog voor zijn eigendom gehouden heeft, van hetwelk Hij begeerde gekend te zijn.
7En zijn drankoffer zal zijn het vierendeel van een hin, voor het ene lam; in het heiligdom zult gij het drankoffer des sterken dranks den Heere offeren. ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 8En het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, en gelijk zijn drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer des liefelijken reuks den Heere. 9Maar op den sabbatdag twee volkomen eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem, ten spijsoffer, met olie gemengd, mitsgaders zijn drankoffer. 10Het is het brandoffer des sabbats op elken sabbat, boven het gedurig brandoffer, en zijn drankoffer. ▼▼ elken sabbat, Hebreeuws, in zijn sabbat. Alzo ook onder, vs.14, in zijn maand, voor, in elke maand.
11En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den Heere offeren: twee jonge varren, en een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren; ▼
,
▼ 12En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen ram; 13En tot elk tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer, den Heere. ▼
,
▼ 14En hun drankofferen zullen zijn de helft van een hin tot een var, en een derde deel van een hin tot een ram, en een vierendeel van een hin van wijn tot een lam; dat is het brandoffer der nieuwe maan in elke maand, naar de maanden des jaars. ▼▼ elke maand, Hebreeuws, haar maand
,
▼▼ naar de maanden des jaars Of, door de maanden des jaars; dat is hetwelk in het begin van elke maand des jaars geofferd moest worden.
15Daartoe zal een geitenbok ten zondoffer den Heere, boven het gedurige brandoffer, bereid worden, met zijn drankoffer. ▼ 16En in de eerste maand, op den veertienden dag der maand, is het pascha den Heere. ▼
,
▼▼ den HEERE Anders, des HEEREN.
17En op den vijftienden dag derzelve maand is het feest; zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden. 18Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gijlieden doen; ▼ 19Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den Heere offeren: twee jonge varren, en een ram, daartoe zeven eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn. ▼▼ twee jonge varren, Hebreeuws, twee zonen van het rund.
20En hun spijsoffer zal zijn meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot een var, en twee tienden tot een ram zult gij bereiden. 21Tot elk zult gij een tiende deel bereiden tot een lam, tot die zeven lammeren toe. 22Daarna een bok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen. 23Behalve het morgenbrandoffer, hetwelk tot een gedurig brandoffer is, zult gij deze dingen bereiden. 24Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot een liefelijken reuk den Heere; boven dat gedurig brandoffer zal het bereid worden, met zijn drankoffer. 25En op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen. 26Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den Heere zult offeren naar uw weken, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen. ▼
,
▼▼ naar uw werken, Dat is, nadat de zeven weken, van welke wij lezen Lev 23:15-16, zullen afgelopen zijn.
27Dan zult gij den Heere een brandoffer ten liefelijken reuk offeren: twee jonge varren, een ram, zeven eenjarige lammeren; ▼▼ een brandoffer Dit offer, behorende tot dezen dag, is te onderscheiden van een ander, waarvan te zien is Lev 23:18, wat eigenlijk diende tot de onderhouding van den pinksterdag; dit kwam er bij, om de wijze van de eerstelingen, die den Heere te offeren waren, voor te schrijven, zodat zij beiden gedaan moesten worden, zijnde het ene door het andere niet weggenomen.
28En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot een var, twee tienden tot een ram; 29Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe; 30Een geitenbok, om voor u verzoening te doen. 31Behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, zult gij ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn met hun drankofferen.
Copyright information for
DutSVVA