Philippians 2:13

13Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.
 Die in u werkt Dit wordt daarbij gedaan opdat men uit deze voorgaande vermaning niet zou denken of besluiten, dat de mens uit zichzelven en door zijn eigen krachten de zaligheid zou kunnen werken. Zie Phi 1:6; 2Co 3:5; Jam 1:17.
,
 het willen Dat is, niet alleen het kunnen willen, maar ook het willen zelf; den wil krachtiglijk neigende en buigende om het goede te verkiezen, en alzo van onwilligen gewilligen makende, door de kracht des Heiligen Geestes; Joh 3:5, en Joh 6:44; Rom 9:16; 1Pe 1:3.
,
 het werken, Of, het uitwerken; dat is, het doen en volbrengen van het goede dat men wil.
,
 naar Zijn welbehagen Dat is, niet naar enige voorgaande goede schikking of voorbereiding, die Hij in den mens zou vinden, maar naar Zijn believen, uit loutere genade. Zie Eph 1:5, Eph 1:9, Eph 1:11, en Eph 2:8; 2Ti 1:9.
Copyright information for DutSVVA