Philemon 1

1Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheüs, de broeder, aan Filemon, den geliefde, en onzen medearbeider,
 een gevangene Namelijk te Rome om Christus' zaak, Act 28:16, Act 28:20. Hij verhaalt hier terstond zijn banden, om Filemon te beter te bewegen dit verzoek niet te weigeren.
,
 Timótheüs, Dezen voegt hij dikwijls bij zich in de opschriften van zijn zendbrieven. Zie 2Co 1:1; Phi 1:1; Col 1:1; 1Th 1:1; 2Th 1:1; hier doet hij het ook, opdat het voorbidden van twee te meer kracht zou hebben.
,
 onzen medearbeider, Namelijk òf in het prediken des Evangelies, of dat hij het door alle goede diensten hielp bevorderen, gelijk in dezen zin ook vrouwen zo genoemd worden; Rom 16:3.
Copyright information for DutSVVA