Proverbs 1:4

4Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.
 slechten Dit woord is somtijds in het kwade genomen voor degenen, die door hunne domheid lichtelijk geloven, zich lichtelijk laten omzetten en van het goede verleiden. Zie Job 5:2 . Alzo onder vs.22,23, en Pro 7:7 , en Pro 8:5 , en Pro 14:15 , Pro 14:18 . Somtijds is het Hebreeuwse woord in het goede genomen voor degenen, die leerzaam, onnozel, eenvoudig en rechtuit zijn, en lichtelijk van de bozen bedrogen en beschadigd zouden worden, tenware dat God op wien zij vertrouwen, hen gelijk een vader bewaarde; Psa 19:8 , en Psa 116:6 , onder, Pro 19:25 ; Mat 10:16 .
,
 kloekzinnigheid Dit woord is hier in het goede genomen voor een kloek, wakker, fijn en scherp verstand, gelijk onder Pro 8:5 , Pro 8:12 , en Pro 19:25 . Elders is het genomen in het kwade voor arglistigheid en snode schalkheid, gelijk Exo 21:14 ; Jos 9:4 ; Job 5:12 , en Job 15:5 .
,
 jongeling Zo in jaren als in verstand.
,
 wetenschap Versta, niet een blote kennis der dingen, die men weten moet, maar ook de redenen daarvan.
,
 bedachtzaamheid Dat is, een kloek en vernuftig bedenken, verenigd met zonderlinge voorzichtigheid. Alzo onder Pro 2:11 , en Pro 3:21 . Zie de aantekening Job 21:27 .
Copyright information for DutSVVA