Proverbs 30:25-26

25De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs.
 een onsterk volk; Dat is, een soort van onredelijke dieren. Alzo in vs.26. Aangaande de toeëigening van dit exempel gepast op de mensen, zie boven Pro 6:6 , enz.
,
 spijs Hebreeuws, brood.
26De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen.
 De konijnen Zie Lev 11:5 , en van hetzelfde gedierte, Deu 14:7 , en Psa 104:18 . Anders: bergmuizen of beermuizen, omdat het konijn hier te lande in de steenrotsen zijne holen niet heeft.
,
 huis Dat is, hol, of nest. Vergelijk Job 8:14 ; Psa 84:4 , en Psa 104:17 .
,
 rotssteen Te weten met aarde en zand vermengd.
Copyright information for DutSVVA