Proverbs 15
1Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. ▼ , ▼▼ smartend Hebreeuws, een woord der smart, moeite, of pijn, dat is, smartelijk, moeilijk, pijnlijk en hard om te horen.
2De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit. ▼▼ goed; Dat is, aangenaam, sierlijk, stichtelijk en nuttig, als ter bekwamer tijd en plaats, en op behoorlijke manier voortgebracht zijnde. Anders: de wetenschap versiert de tong der wijzen.
,
▼ 3De ogen des Heeren zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden. ▼ 4De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest. ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 5Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen. ▼▼ bestraffing Te weten, zijns vaders.
,
▼ 6In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte. ▼
,
▼▼ grote schat; Te weten omdat hij met het inwendig goed wel voorzien zijnde, zijne genoegzaamheid heeft in het uiterlijke, dat God hem verleent. Anders, sterkte, of vastigheid.
,
▼ 7De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo. ▼▼ wetenschap Dat is, de goede leer, die men weten moet en die den mens wijs, verstandig en wetende maakt. Alzo Num 24:16 ; Psa 119:66 ; onder Pro 22:17 .
,
▼▼ uitstrooien; Dat is, voortbrengen om die anderen mede te delen.
,
▼▼ niet alzo Dat is, het zal de wetenschap niet uitstrooien. Anders: is niet recht, of [strooit] dat niet recht is.
8Het offer der goddelozen is den Heere een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen. ▼ 9De weg der goddelozen is den Heere een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben. ▼ 10De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven. ▼▼ onaangenaam Hebreeuws, kwaad; dat is, onaangenaam, hard, moeilijk; hoewel zij in zichzelve zeer goed is. Alzo is het woord kwaad genomen, 1Ki 22:8 , 1Ki 22:18 , gelijk ook het woord goed betekent dat aangenaam en lieftallig is. Zie 1Ki 1:42 . Anders: een kwade tucht, [dat is, straf] is voor degenen, die het pad verlaten.
,
▼ 11De hel en het verderf zijn voor den Heere; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? ▼
,
▼
,
▼▼ kinderen? Te weten, die hier op de aarde in het klare licht der zon verkeren. Dit wordt menselijkerwijze van God gezegd; want bij Hem zijn alle dingen even mogelijk en licht om te doen.
12De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen. ▼
,
▼▼ niet gaan Te weten, uit haat der bestraffing.
13Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen. ▼
,
▼ 14Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden. ▼▼ dwaasheid Dat is, met valse gedachten en redenen.
,
▼▼ gevoed Dat is, zoekt niet alleen de dwaasheid, maar heeft daarin zulk een smaak, dat hij door haar, als door een aangename spijs, in zijne dwaasheid groeit en sterk wordt.
15Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd. ▼
,
▼▼ vrolijk hart Hebreeuws, goed; dat is vrolijk. Zie boven vs.13.
,
▼▼ een gedurige Dat is, als een gestadig banket, hetwelk den mens aangenaam is, zich vermakende naar het lichaam met goede spijs en drank, en naar den geest met eerlijke en stichtelijke redenen.
16Beter is weinig met de vreze des Heeren, dan een grote schat, en onrust daarbij. ▼ 17Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij. ▼ 18Een grimmig man zal gekijf verwekken; maar de lankmoedige zal den twist stillen. ▼ 19De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is welgebaand. ▼▼ De weg Dat is, al hetgeen hij te doen, te beschikken en uit te richten heeft.
,
▼▼ als een doornheg; Want gelijk het zeer moeilijk en zwaar is, daar door te gaan, alzo maakt de luiaard zich wijs dat al hetgeen hem te doen staat, zo zwaar is als door distelen en doornen te gaan, en zoekt vervolgens alle verontschuldigingen om aan het werk niet te komen. Vergelijk onder Pro 26:13 .
,
▼
,
▼▼ wel gebaand Of, opgehoogd; dat is, effen, licht, gemakkelijk en zonder zwarigheid die den gaanden man enigen hinder of moeite zou mogen voorwerpen.
20Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder. 21De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen. ▼ 22De gedachten worden vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan. ▼▼ De gedachten Versta, de aanslagen, of hetgeen men voorgeeft aan te grijpen, voornamelijk daar wat aan gelegen is.
,
▼
,
▼▼ elkeen Te weten der voorgemelde gedachten.
23Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd! ▼▼ Een man Te weten een wijs en verstandig man.
,
▼▼ antwoord Of, in de rede en het voorstel zijns monds. Vergelijk boven vs.1, en de aantekening. Hier wordt gesproken van hetgeen wijselijk en stichtelijk voortgebracht is; gelijk de volgende woorden uitwijzen.
,
▼▼ goed Dat is, eerlijk voor hem, die het spreekt, en voordelig of aangenaam voor degenen, die het horen.
24De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. ▼
,
▼
,
▼▼ hel, Dat is, van de verdoemenis en het eeuwig verderf.
,
▼▼ beneden Dat is, die onder, omlaag of nederwaarts zijn.
25Het huis der hovaardigen zal de Heere afrukken; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten. ▼▼ vastzetten Dat is, maken dat zij niet verzet of tot hunne schade verminderd zal worden; want de landpalen in die plaatsen waren niet door velden of grachten afgescheiden maar met palen, staken en stenen.
26Des bozen gedachten zijn den Heere een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen. ▼▼ liefelijke Hebreeuws, de redenen der lieflijkheid; te weten, voortkomende van de wijzen en vromen. Versta, redenen, die niet dan tot eer en deugd strekkende, Gode behagen en de mensen stichten. Vergelijk onder Pro 16:24 , en de aantekening. Anders: de lieflijke redenen zijn rein; te weten, voor den Heere, die ze voor rein houdt en acht, omdat zij voortvloeien uit een hart, dat door het geloof gezuiverd is; Act 15:9 .
27Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven. ▼
,
▼
,
▼ 28Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten. ▼▼ bedenkt Dat is, giet niet onbedachtelijk uit al wat op de lippen komt, maar bedenkt tevoren rijpelijk wat goed en stichtelijk is omgesproken te worden.
,
▼
,
▼▼ kwade dingen Dat is, onstichtelijke en schadelijke.
,
▼ 29De Heere is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren. ▼▼ is ver Te weten, met zijn genadige verhoring en vaderlijke hulp. Vergelijk Psa 10:1 , en Psa 22:2 . Daarentegen wordt God gezegd nabij te zijn dengene, dien Hij genadig is, dien Hij verhoort en helpt; Psa 34:19 , en Psa 145:18 .
30Het licht der ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt het gebeente vet. ▼▼ Het licht Dat is, dat door de klaarheid der ogen gezien wordt, als daar is de verscheidenheid der kleuren, de schoonheid der landouwen, de tegenwoordigheid dergenen, die wij liefhebben en die ons goeddoen, enz. Of versta, het vriendelijk gezicht van iemand, wien wij groot achten, gelijk onder Pro 16:15 .
,
▼▼ gerucht Hebreeuws, horing; versta, een goede tijding, of eerlijken naam, die door het gehoor gevat wordt.
,
▼
,
▼ 31Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten. 32Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. ▼
,
▼ 33De vreze des Heeren is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer. ▼
,
▼▼ eer Te weten, zowel van het tegenwoordige leven als van het toekomende.
Copyright information for
DutSVVA