Proverbs 28
1De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw. ▼▼ is moedig, Te weten, door het vast vertrouwen, dat zij op den Heere stellen. Anders: de rechtvaardigen zijn als een jonge leeuw [die] moedig is. Hebreeuws, vertrouwt.
,
▼ 2Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige en wetende mensen zal insgelijks verlenging wezen. ▼▼ overtreding Dat is, de inwoners des lands.
,
▼
,
▼▼ verlenging Te weten van het leven van een goeden regent en van de goede regering.
3Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij. ▼▼ arm man, Deze wordt hier voornamelijk genoemd omdat hij meer dan de rijken behoorde medelijden te hebben met de armen, als welker ellende hij mede gevoelt, en omdat de armen het goed, dat zij den armen ontnomen hebben, niet kunnen, gelijk wel de rijken, wedergeven, ja ook omdat zij, behoeftiger zijnde, met weinig verongelijkens dikwijls niet tevreden zijn.
,
▼▼ een wegvagende regen, Versta dit van een regen, die door zijn grootte en gedurigheid een vloed maakt, waardoor het koren met andere granen en vruchten worden nedergeslagen, uitgeroeid en weggesleept; zodat er op het veld geen voorraad van brood en anderen leeftocht overgelaten wordt.
4Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich in strijd tegen hen. ▼▼ mengen Te weten met de bestraffing van hunne goddeloosheid door woorden en goede wandeling en anderzins, naardat hunne beroeping uitwijst.
,
▼▼ hen Te weten die de wet verlaten.
5De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den Heere zoeken, verstaan alles. ▼
,
▼▼ het recht niet; Dat is, hetgeen zij schuldig zijn te geloven, te doen en te laten.
,
▼
,
▼▼ alles Te weten dat hun ter zaligheid nodig is, rakende de zaken des geloofs en des wandels.
6De arme, wandelende in zijn oprechtheid, is beter, dan die verkeerd is van wegen, al is hij rijk. ▼
,
▼
,
▼▼ wegen, Het Hebreeuwse woord betekent twee wegen. Het schijnt dat de Heilige Geest alzo spreekt omdat de rechte weg, die in het midden van twee uiterste gebreken gesteld is, van de onvromen verlaten wordt, door niet alleen tot het ene van de twee uiterste gebreken, maar ook dikwijls tot beide af te wijken. Men kan het ook alzo verstaan, dat enige onvromen zich alzo houden, alsof zij vroom waren, en nochtans onvroom wandelen en handelen, hetwelk twee wegen zijn; de ene is zich door woorden en gebaren te gedragen wat men niet is; de andere zich metterdaad te betonen wat men in der waarheid is. Of, twee wegen zijn, zich bij de vromen te veinzen alsof men ook vroom ware, en bij de bozen zich te gedragen als die recht boos is. Vergelijk onder vs.13.
7Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt zijn vader. ▼▼ der vraten Zie van deze ook Deu 21:20 , en boven Pro 23:20-21 ; en versta onder hetzelve alle grove overtreders der wet.
,
▼
,
▼ 8Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt. ▼
,
▼▼ vergadert Te weten door de heimelijke beschikking der goddelijke voorzienigheid, zonder dat hij daarop denkt.
9Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn. ▼▼ wet Te weten Gods.
,
▼ 10Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beërven. ▼
,
▼ 11Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, doorzoekt hem. ▼▼ doorzoekt Dat is, let op hem [te weten op den rijke], ziende meer op zijn doen en laten dan op den luister zijner rijkdommen, die wijsheid noch deugd kunnen geven.
12Als de rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht. ▼▼ rechtvaardigen Versta inzonderheid de vrome regeerders van landen en steden.
,
▼▼ opspringen Dat is welvaren, gelukkig zijn, vooruitgaan en bloeien.
,
▼▼ heerlijkheid; Of, sierlijkheid, dat is goede, welgestelde orde in kerkelijke en politieke zaken, trouwe bediening van alle ambten, met allerlei zegen des Heeren.
,
▼▼ wordt de mens Te weten omdat hij zich versteekt en verbergt, uit vrees van vervolging en verdrukking, die de onvrome regeerders aanrichten, bijzonder tegen de rechtvaardigen. Vergelijk onder vs.28.
13Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen. ▼▼ die ze bekent Te weten voor den Heere, of ook voor de mensen, als de zaak zulks vereist.
14Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen. ▼▼ die geduriglijk vreest; Dat is die oprecht bekeerd zijnde door ware eerbieding, die hij God toedraagt, Hem vreest te vertoornen, en voor ogen nemende de straffen, die den kwaden bereid zijn, zich in ootmoed en kinderlijke vreze naar de geboden Gods aanstelt, om niet verloren te gaan.
,
▼ 15De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt. ▼ 16Een vorst, die van alle verstand gebrek heeft, is ook veelvoudig in verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de dagen verlengen. ▼
,
▼▼ veelvoudig Dat is, een groot onderdrukker; of doet velerlei overlast aan zijne onderdanen, en is daarom ook zelf Gods straffen en velerlei onderdrukking onderworpen.
,
▼▼ die de gierigheid Of, elkeen; te weten der voorgangers, die het vuil gewin of de gierigheid haten.
,
▼ 17Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet! ▼▼ gedrukt Dat is, vervolgd van den bloedwreker en beangst van zijne conscientie. Anders: die geweld heeft gedaan aan het bloed ener ziel; te weten dat hij moedwillig en ten onrechte vergoten heeft.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ toevlieden; Te weten, uit vrees der goddelijke wraak, zodat hij herwaarts en derwaarts de vlucht nemende, onvoorziens in enig verderf vallen zal.
,
▼▼ men ondersteune Anders: laat niemand hem vasthouden; te weten, opdat hij in den kuil immers gerake, waarin hij moet wezen; dat is, niemand zoeke hem te verlossen of te verbergen, of op enige andere manier van de straf vrij te maken.
18Die oprecht wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in twee wegen, zal in den enen vallen. ▼
,
▼
,
▼▼ twee wegen, Zie boven vs.6.
,
▼▼ in den enen Dat is, zal in een van beiden verloren gaan, te weten, hetzij dat hij zich bij de vromen voegt in zijn uiterlijken wandel om hun gelijk te schijnen, of door enigen schijn zich vergezelschapt bij de kwaden om van hunne voordelen te genieten.
19Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, zal met armoede verzadigd worden. ▼
,
▼ 20Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen. ▼
,
▼▼ veelvoudig Dat is, zal zeer gezegend worden. God zal hem goeddoen, en de vromen zullen hem goeds toewensen.
,
▼▼ niet onschuldig Dat is, niet zonder nadenken van ongerechtige handelingen, misbruiken en zonden, en daarom ook niet onstrafbaar gehouden worden.
21De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden. ▼
,
▼
,
▼▼ om een stuk broods De zin is: Indien men de personen in het gericht mocht aanzien, de mensen zouden gans geen werk van overtredingen maken; om een stuk broods, [alzo men zegt] ja, om nietmetal zou men grote schelmerij bedrijven.
22Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal. ▼
,
▼
,
▼▼ dat het gebrek Te weten zowel van God, dien hij vergramt door zijne gierigheid en wreedheid, als van de mensen, die hij daarmede beschadigt.
23Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit. ▼
,
▼▼ achterna Te weten als hij, die bestraft is geweest, bevinden en bemerken zal dat de bestraffing hem goed gedaan heeft. Anders: mij navolgende.
,
▼ 24Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel. ▼▼ Het is geen overtreding; Alsof hij zeide: Het is gene dieverij, die God in zijne wet verbiedt, overmits het goed mij na hunnen dood toekomt.
,
▼▼ des verdervenden Of, den verdervenden man, of des mans der verderving; dat is, of des moordenaars, omdat hij zijnen vader, of zijne moeder, of beiden, de middelen beneemt, waarmede zij hun leven moeten onderhouden; of des verkwisters en doorbrengers, van wie zie boven Pro 18:9 . Van het woord verderven, zie Jdg 20:21 .
25Die grootmoedig is, verwekt gekijf; maar die op den Heere vertrouwt, zal vet worden. ▼▼ grootmoedig Hebreeuws, breed, of wijd van ziel.
,
▼▼ zal vet Dat is, rijk en welvarend aan lijf en ziel; te weten, overmits hij nederig zijnde en zich op God alleen verlatende, niet anders dan in vrede met zijnen naaste zoekt te leven.
26Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen. ▼▼ op zijn hart Dat is, die op zijn eigen zin staat en zijn eigen goeddunken alleen volgt.
,
▼▼ in wijsheid Dat is, naar de leer, die de rechte wijsheid is, ons in Gods Woord voorgeschreven, en naar den raad dergenen, die dezelve volgen.
27Die den armen geeft, zal geen gebrek hebben; maar die zijn ogen verbergt, zal veel vervloekt worden. ▼▼ ogen verbergt, Te weten van den arme, door onbarmhartigheid en gierigheid.
,
▼▼ zal veel Hebreeuws, zal veelvoudig zijn van vervloekingen; dat is zal zeer vervloekt worden; alzo boven vs.20, veelvoudig in zegeningen, voor dengene, die zeer gezegend wordt.
28Als de goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen. ▼▼ verbergt Vergelijk boven de laatste aantekening vs.12.
Copyright information for
DutSVVA