Proverbs 5
1Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand; ▼ 2Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren. ▼ , ▼ 3Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie. ▼▼ Want Hier wordt reden gegeven, waarom de voorgaande vermaning bij de mensen behoort plaats te hebben.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼ 4Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. ▼▼ het laatste Of, haar einde, of uitgang. De zin is dat de uitkomst van al de lieflijkheid en zoetigheid der vreemde vrouw en dergenen, die haar aanhangen, anders niet is dan gelijk in den tekst volgt. Alzo wordt het oorspronkelijke woord voor een ongelukkig einde genomen, Deu 32:20 , onder Pro 14:13 , en Pro 23:32 ; Amo 8:10 .
,
▼ 5Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. ▼▼ den dood, Hierbij wordt niet alleen de tijdelijke dood en het zichtbare graf verstaan, maar ook de eeuwige dood en de hel.
,
▼▼ houden Dat is, strekken daarheen, dat zij dezelve niet ontgaan zullen.
,
▼ 6Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. ▼▼ Opdat Dat is, opdat gij niet komt bij uzelven te overwegen of men met haar zou kunnen verkeren en evenwel den weg des levens behouden; zo weet dat hare gangen en manieren van doen zo ongestadig, veranderlijk en dwalende zijn in het aanleggen van alle listigheid om u te verleiden, dat gij het niet zult kunnen bemerken, en zult dienvolgens van haar in het net des verderfs gevangen worden.
,
▼
,
▼▼ gangen Hebreeuws, sporen; dat is, hare woorden en werken.
,
▼▼ ongestadig, Of, bewegen zich heen en weder, zijn weifelende; dat is dwalende, onzeker, met alle winden gedreven, nu tot deze dan tot die hangende, en dat om de mensen te verleiden.
,
▼▼ dat Of, [dat] gij het niet gewaar wordt, of bevindt, te weten dat hare gangen van het pad des levens afdwalen en den mens naar den dood leiden.
,
▼ 7Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 8Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; ▼▼ Maak uw weg Dat is, heb gene gemeenschap met haar en wacht u van omtrent haar te komen.
9Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; ▼▼ anderen Te weten, de overspelers en haar man.
,
▼▼ eer Dat is, uw jeugd, sterkte, middelen, goeden naam en zielewelvaart. Versta hieronder ook de kinderen, die een hoereerder van de hoer krijgt; want die blijven meest in het huis der echtbreekster.
,
▼▼ geeft, Te weten, als een roof en prooi, om die kwijt te worden.
,
▼▼ jaren Te weten, uw jonge jaren en den besten tijd van uw leven.
,
▼▼ wrede; Versta het hoerengezelschap en den man der hoer, die u wredelijk vervolgen en de overheid overgeven zal. Vergelijk onder Pro 6:34-35 .
10Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; ▼▼ vreemden Versta, niet alleen de overspeleres en haar man, maar ook alle hoerenwaarden, koppelaars, koppelaressen en overspelige gedrochten, die enige profijt van de onkuischheid trekken.
,
▼
,
▼
,
▼▼ onbekenden; Of, uitlandsen; alzo onder vs.20.
11En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is; ▼▼ brult, Of, schreeuwt. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk het getier en gebrul, dat de beesten en bijzonderlijk de leeuwen maken, als zij in enigen nood zijn, hoewel zij niet verzinnen vanwaar die komt. Vergelijk Psa 32:3 ; Isa 5:29-30 ; Eze 24:23 .
12En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! 13En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! 14Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! ▼▼ Ik ben Hebreeuws, ik ben na, of omtrent een weinig in alle kwaad geweest.
,
▼
,
▼▼ in het midden Dat is, in het openbaar voor de gemeente Gods en de ganse wereld.
15Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput; ▼▼ Drink Dit is een figuurlijke beschrijving tot vs.19 ingesloten, vertonende den schuldigen plicht, het welvaren en de gerustheid des gemoeds dergenen, die in den heiligen echtenstaat naar Gods ordinantie kuiselijk leven. De zin is, dat een ieder zich met zijn eigen wettelijk gezelschap alleen in alle eerbaarheid vermaken moet; gelijk volgt vs.18,19. Anderen hebben dit verstaan van het wettelijk bezit en gebruik der tijdelijke goederen en van de weldadigheid, die wij daarmede bewijzen moeten.
,
▼▼ vloeden Of, stromen.
16Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten; ▼▼ fonteinen Versta, uwe kinderen, die uit u als uit ene fontein voortkomen; vergelijk Isa 51:1 . De zin is dat een ieder de zijnen eerlijk zou opkweken, opdat zij niet alleen het huisgezin sieraad en dienst zouden toebrengen, maar ook andere mensen, naar hunne gelegenheid, vriendschap en deugd doen.
,
▼ 17Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. ▼▼ Laat ze Te weten, mits dat zij alleen u voor hunnen vader kennen en gij hen voor uwe kinderen; hetwelk niet kan geschieden onder de kinderen, die uit ene overspeleres geboren worden.
18Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; ▼▼ Uw springader Dat is, uw wettelijke huisvrouw, uit welke u de kinderen, omdat zij van het hert [zoals enigen schrijven] zeer innig bemind wordt.
19Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. ▼▼ zeer liefelijke Hebreeuws, hinde der liefde. Van deze wordt hier gewag gemaakt, omdat zij van het hert [zoals enigen schrijven] zeer innig bemind wordt.
,
▼▼ aangenaam Hebreeuws, ree der aangenaamheid.
,
▼
,
▼▼ dool Dat is, vermaak u met haar gelijk iemand zich pleegt te vermaken in hetgeen geoorloofd is, en daarin zich zo te vergeten dat hij naar het ongeoorloofde niet eens omziet.
20En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? ▼▼ in een vreemde Dat is, in de liefde ener vreemde.
,
▼▼ onbekende Of, uitlandse.
21Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des Heeren, en Hij weegt al zijne gangen. ▼▼ eens iegelijks Of, van een man.
,
▼▼ weegt Hebreeuws, weegt al zijne sporen; dat is, Hij beproeft als met een paslood, een iegelijks wegen, of zij recht of slim zijn; wetende volkomenlijk al het doen en laten der mensen.
22Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden. 23Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen. ▼▼ omdat Dat is, omdat hij geen onderricht of tuchtiging heeft willen horen, of, als hij ze hoorde, heeft willen aannemen.
,
▼▼ grootheid Of, vermenigvuldigheid; dat is, grote of menigvuldige dwaasheid.
,
▼▼ verdwalen Te weten, van den weg des levens en alzo ter verdoemenis lopen.
Copyright information for
DutSVVA