Psalms 1:1
1Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters; ▼▼ Welgelukzalig Als hebbende de belofte van het tegenwoordige en toekomende leven;
1Ti 4:8 .
,
▼
,
▼▼ niet wandelt Dat is, naar de raad of aanraden zijn leven niet aanstelt; of niet gaat in hun raad, om boze stukken met hen te besluiten. Zie
Job 21:16 .
,
▼▼ goddelozen Of, ongoddelijk, ongerechtigen, onvromen, bozen, onrustigen. Zie
Num 35:31 .
,
▼▼ staat op Dat is, met hunne manier van leven, bozen handel en wandel gene gemeenschap heeft. Zie
Gen 6:12 en onder vs.6.
,
▼
,
▼▼ Gestoelte Of, zetel, zitplaats [gelijk
Psa 107:32 ] , waar samen zijn om, als verstokte en overgegeven booswichten, met alles wat goddelijk is hunne spotternij te drijven.