Psalms 1:1-2
1Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters; ▼ , ▼ , ▼ , ▼ , ▼ , ▼ , ▼▼ Gestoelte Of, zetel, zitplaats [gelijk Psa 107:32 ] , waar samen zijn om, als verstokte en overgegeven booswichten, met alles wat goddelijk is hunne spotternij te drijven.
2Maar zijn lust is in des Heeren wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht. ▼▼ Wet Of, leer; want door dit woord wordt elders en doorgaans in dit boek verstaan de ganse leer van Gods beschreven woord, of der heilige Schrift.
,
▼▼ overdenkt Hebr. eigenlijk, zal overdenken, of betrachten, of spreken; te weten met hart en mond, en zo in het volgende. Deze verwisseling van tijden is zeer algemeen bij de Hebreeën [gelijk in het voorgaande vs.1. Hebr. eigenlijk, heeft gewandeld, gestaan, gezeten ]. Wij gebruiken ook wel in onze taal gelijke manier van spreken: een vroom man zal zulks niet doen, de goddeloze zal zo en zo doen; een goede boom zal zijne vrucht brengen te zijner tijd; dat is een vroom man doet zulks niet, pleegt zo niet te doen; een goddeloze daarentegen doet zo, pleegt zo te doen, enz.
,
▼▼ dag en nacht Als hij ontwaakt, of daartoe zijn slaap breekt, Verg. Psa 16:7 ; Psa 17:3 ; Psa 63:7 ; Psa 77:7 ; Psa 88:2 ; Psa 119:55 , Psa 119:62 . De zin is steeds, geduriglijk, doorgaans.
Copyright information for
DutSVVA