Psalms 109:11

11Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven.
 de schuldeiser Dat is, die wien hij schuldig is. Of versta hier, door den schuldeiser den pander, of executeur.
,
 al wat hij heeft, Hebr. verstrikke; dat is, in zijne strikken en geweld, of arrest krijge.
,
 zijn arbeid roven Dat is, hetgeen hij met moeite en arbeid gewonnen heeft. Zie Job 20:18 .
Copyright information for DutSVVA