Psalms 114:1
1Toen Israël uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had; ▼▼ Israël uit Egypte toog, Dat is, het volk Israël, de Israëlieten.
,
▼▼ het huis Jakobs Dat is, het geslacht, de nakomelingen.
,
▼▼ een vreemde taal had; Of, onbekende, zeldzame spraak; verstaande daarbij de taal der Egyptenaars. Het woord dat hier in den Hebr. tekst staat, wordt nergens anders dan hier gevonden. De apostel noemt
1Co 14:11 een barbaar, die een vreemde, onbekende spraak gebruikt.