Psalms 127:4-5

4Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.
 Gelijk de pijlen De zin is: Gelijk een sterk man zijne pijlen op den vijand schietende, dezen kwetst en ombrengt; alzo zijn de kinderen, die wel opgevoed zijn hunne ouders een hulp en bijstand tegen de vijanden.
,
 de zonen der jeugd Te weten, die geteeld zijn wanneer de ouders in het beste van hun leven zijn. Want zulke kinderen zijn gemeenlijk van kloeker natuur dan anderen en zij komen de ouders spoedig in de hand. Aldus worden zonen des ouderdoms genoemd de kinderen, die in den ouderdom hunner ouders geboren worden; Gen 37:3 .
5Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort.
 die zijn pijlkoker Die zijn huis vol van zulke kinderen heeft.
,
 zij zullen niet beschaamd Dat is, zij zullen uit vrees voor hunne wederpartijders hun rechtvaardige zaak niet behoeven onbeantwoord te laten, als zij voor den rechter verschijnen.
,
 spreken zullen in Dat is, te pleiten hebben voor het gericht, hetwelk in de stadspoorten pleegt te geschieden. Zie de aantekening bij Gen 34:20 .
Copyright information for DutSVVA