Psalms 146

1Hallelujah! O mijn ziel! prijs den Heere.
 O mijn ziel Zie Psa 104:35 , en Psa 106:1 .
2Ik zal den Heere prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. 3Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. 4Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelfden dage vergaan zijn aanslagen.
 Zijn Te weten, van des mensen kind, of van den prins.
,
 geest gaat uit, Dat is, zijne ziel. Het is een omschrijving van den dood. Zie de aantekening bij Gen 35:18 .
,
 hij keert wederom Te weten, de mens, welverstaande zoveel het lichaam aangaat.
,
 tot zijn aarde; Dat is, tot de aarde, waar hij van gemaakt is; Gen 2:7 , en Gen 3:19 ; Ecc 12:7 .
,
 vergaan zijn En dienvolgens ook het vertrouwen, dat gij op hem gesteld hadt.
,
 aanslagen Dat is, voornemens.
5Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den Heere, zijn God is; 6Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. 7Die den verdrukte recht doet, Die den hongerige brood geeft; de Heere maakt de gevangenen los.
 de gevangenen los Hebr. den gebondene.
8De Heere opent de ogen der blinden; de Heere richt de gebogenen op; de Heere heeft de rechtvaardigen lief.
 opent de ogen der blinden Hebr. opent de blinden; dat is, de ogen der blinden.
,
 rechtvaardigen lief Dat is, de vrome, godzalige, oprechte, godvrezende personen.
9De Heere bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.
 weg Dat is, de raadslagen.
,
 keert Hij om Dat is, maakt Hij teniet.
10De Heere zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!
 o Sion Dat is, gij Israëlietisch volk, dat den waren God op de berg Zion eert en dient naar zijne instelling.
,
 Hallelujah Met dit woord begint en eindigt deze psalm.
Copyright information for DutSVVA