Psalms 149

1Hallelujah! Zingt den Heere een nieuw lied; Zijn lof zij in de Gemeente Zijner gunstgenoten.
 Zingt den HEERE Zie de aantekening bij Psa 33:3 .
,
 in de gemeente Dat is, Gods kerk, welke ene verzameling is der uitverkorenen.
,
 Zijner gunstgenoten Dat is hier, en ook vs.5, en vs.9.
2Dat Israël zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning.
 in Dengene, Hebr. in zijne makers. Zie Gen 12:1 ; en Gen 20:13 ; Job 35:10 ; Ecc 12:1 ; Isa 54:5 . God heeft Israël niet alleen geschapen, maar ook tot zijn volk uitverkoren.
,
 over hun Koning Of, vanwege hunnen Koning, te weten, Christus; gelijk Son 1:4 ; Mat 21:5 , wiens voorbeeld David geweest is.
3Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.
 op de trommel en harp Anders: in reien; gelijk Psa 30:12 , en Psa 150:4 ; Jer 31:4 , Jer 31:13 .
4Want de Heere heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil.
 versieren met heil Dat is, hij maakt hen heerlijk, nadat Hij hen heeft gered en verhoogd. Ja, Hij zal hen brengen tot de genieting der eeuwige vreugde en zaligheid.
5Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers.
 die eer; dat Die God hun aandoet. Zie het voorgaande vs.4.
,
 op hun legers Op welke zij zacht liggen en rusten, dewijl God de Heere hen bewaart. Zie Psa 3:6 . De zin is: Zij zullen den Heere loven bij dag en bij nacht, zelfs als zij op hunne bedden liggen.
6De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;
 De verheffingen Dat is, de lofzangen, waarmede zij de heerlijke werken Gods verheffen zullen. Anders: de opheffingen; te weten, der stem, dat is, de predikatiën van het goddelijke Woord.
,
 zullen in hun Dat is, zullen overluid uitgesproken of uitgeroepen worden, gelijk Isa 58:1 .
,
 een tweesnijdend Hebr. het zwaard der monden; dat is, met twee monden of scherten, gelijk de aantekening bij Jdg 3:16 . Dit tweesnijdend zwaard is Gods Woord, en komt uit den mond van Christus, en met dit zwaard overwinnen de gelovige de duivel, de wereld en de geweldigen der wereld; 2Co 10:4 ; Eph 6:17 ; Heb 4:12 ; Rev 1:16 .
7Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken;
 wraak te doen Te weten, met woorden, gelijk Joh 16:8 , enz.
,
 bestraffingen Dit geschiedt met te prediken tegen de heidenen en de ongelovige afgoderij en goddeloosheid, gelijk Act 14:1 , en Act 17:16-17 , Act 17:22 , enz. Verg. dit met Isa 41:15 , en met 2Co 10:4-5 .
8Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;
 te binden met Te weten, door strafpredikatiën en met inbinding hunner zonden, hen alzo brengende onder het juk en de onderdanigheid van het heilige Evangelie. Zie Isa 45:14 ; Psa 2:3 ; Mar 6:20 ; Act 24:26 ; Rev 21:24 .
9Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!
 het beschreven recht Dat is, om hen vrij te spreken van hunne afgoderij en andere zonden, indien zij zich oprecht bekeren. Maar indien zij zich oprecht bekeren. Maar indien zij in hunne goddeloosheid blijven steken, hun den dood en de eeuwige verdoemenis te verkondigen, naar inhoud van het woord Gods, in de boeken der heilige Schrift geopenbaard.
Copyright information for DutSVVA