Psalms 16:10

10Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie.
 ziel Dat is, mijn persoon, gelijk elders diwijls, waardoor wijders het dode lichaam onzes Heere Jezus Christus verstaan wordt. Verg. Lev 19:28 , en Psa 94:17 , en zie hiervan Act 2:31 , en Act 13:35 , enz.
,
 hel Dat is, graf. Of versta met sommigen, de helse pijn, die Christus in zijn lijden om onzentwil gedragen heeft. Zie van het Hebr. woord Gen 37:35 .
,
 heilige Te weten, Ik, Christus. Anders, goedertierene, weldadige, gunstgenoot. Verg. Deu 33:8 , en Psa 4:4 .
,
 verderving Zie Psa 7:16 .
,
 zie Dat is, ondervinde, lijde, blijvende in het graf en verrottende, gelijk andere mensen. Verg. Psa 34:13 ; Joh 3:36 , en Joh 8:51 , en zie Job 7:7 .
Copyright information for DutSVVA