Psalms 18:7-20

7[018:8] Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was. 8[018:9] Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken. 9[018:10] En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten. 10[018:11] En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds.
 vloog Het Hebr. woord wordt gebruikt van het snel vliegen eens arends; Deu 28:49 ; Jer 48:40 , en Jer 49:22 .
,
 vleugelen Verg. Psa 104:3 .
11[018:12] Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels. 12[018:13] Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen. 13[018:14] En de Heere donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen. 14[018:15] En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
 vermenigvuldigde Of, schoot bliksemen uit. Zie Job 16:13 ; Jer 50:29 .
15[018:16] En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o Heere! van het geblaas des winds van Uw neus. 16[018:17] Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. 17[018:18] Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik. 18[018:19] Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de Heere was mij tot een Steunsel. 19[018:20] En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij. 20[018:21] De Heere vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.
Copyright information for DutSVVA