Psalms 2

1Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
 woeden Of, woelen, razen, rotten, lopen oproeriglijk tezamen. Het Hebr. woord kan hebben de betekent van bijeenkomen, geheime bijeenkomsten houden en ook woelen, rumoerig, oproerig zijn, gelijk afgenomen wordt uit Psa 55:15 ; Psa 63:3 . Dan 6:7 .
,
 heidenen Of, natiën, zo Joden als heidenen. Zie Act 4:27 .
,
 bedenken Vergeefse aanslagen, waarmede zij den raad Gods niet kunnen breken en zichzelven in gevaar van verderf brengen.
2De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende:
 vorsten Of, raadsheren.
,
  Gezalfde Of, Messias; te weten, den HEERE Christus, dat is, den Gezalfde, wiens voorbeeld David met zijne zalving en koninkrijk geweest is.
3Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.
 hun banden Te weten, van God en zijn Gezalfde, mitsgaders van hunne dienaars, waarmede zij ons onder het juk van Christus en de gehoorzaamheid zijns Evangelies willen verbinden. Verg. 2Co 10:5 . Banden waren een teken van onderwerping of dienstbaarheid. Zie Psa 107:14 . Jer 2:20 . Jer 27:2-3 , Jer 27:5-6 .
,
 verscheuren Of, aftrekken, afrukken; alzo Jer 5:5 .
4Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten.
 hemel woont Of, zit, als rechter; zie Psa 9:8-9 ; Psa 29:10 ; Psa 55:20 .
,
 lachen Menselijk van God gesproken, om te verklaren hoe nietig, de raadslagen en het gewoel der vijanden van Christus bij God geacht zijn. Zie Joh 5:22 .
5Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
 Dan zal Hij Als zij hunne raadslagen tegen Christus te werk stellen, zal Hij hun zijn toorn alzo door plagen te verstaan geven en doen gevoelen, alsof Hij telkens hun toezeide dat Hij zwaarlijk op hen vertoornd is.
,
 grimmigheid Of, brandenden toorn.
6Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
 Ik toch Dit zijn de woorden Gods des Vaders, van zijnen Zoon Jezus Christus.
,
  gezalfd Hebr. eigenlijk, overgoten, te weten met olie, dat is gezalfd.
,
 den berg Dat is, mijn heiligen berg, of, waar Ik [die de heiligheid zelf ben] woon; te weten, mijne kerk, afgebeeld door den berg Zion, waar de ark des HEEREN en Davids koninklijk slot geweest zijn, en nederhand daar bezijden op den berg Moria de tempel met den godsdienst. Zie Isa 60:14 . Heb 12:22 . Rev 14:1 .
7Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
 Ik zal Dit zijn de woorden van Gods Zoon.
,
 van het Het Hebr. woord el wordt somtijds voor van genomen. Zie Job 42:7 . alsof men zeide: Aangaande dit of dat; dat is, van deze of die zaak. Zie ook Psa 59:18 . Anders: Ik zal het besluit, of gebod, of naar het gebod, [te weten, mij van den Vader gegeven] verhalen, of vertellen.
,
 besluit Of, inzettingen, ordinantie, die de Vader gemaakt heeft over mij, als zijn enigen eeuwigen Zoon; gelijk terstond in het volgende verhaald wordt; als een fondament, waarop God Hem tot een Hoofd en HEERE over zijne kerk gesteld heeft. Zie van dit besluit vs.6, 8, enz. Phi 2:6 , Phi 2:9 , enz. Col 1:15-18 .
,
 heden Dit moet men verstaan van de eeuwige, onbegrijpelijke, Goddelijke geboorte des Zoons van den Vader. Zie Heb 1:5 . Van welke de waarheid op verscheidene wijzen in het Oude en inzonderheid in het Nieuwe Testament is geopenbaard, bijzonderlijk door de opstanding uit de doden. Zie Act 13:32-33 . Rom 1:4 .
8Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
 Eis van mij Zie Joh 12:28 , en hoofdstuk Joh 17
,
  einden Dat is, niet alleen de Joden, maar ook alle inwoners des aardrijks, zullen uw Koninkrijk onderworpen zijn; waarvan Gij de gelovigen zult behouden, de hardnekkigen behandelen gelijk volgt. Aangaande de manier van spreken hier gebruikt, verg. Lev 25:46 . Isa 14:2 . Zep 2:9 .
9Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.
 scepter Of, staf, dat is, met uw Goddelijke macht en rechtvaardige oordelen zult Gij de ongehoorzamen en wederspannigen verdoen.
,
 in stukken Alzo, dat de stukken hier en daar verstrooid worden. Zie Jdg 7:19 . en verg. Isa 30:14 . Jer 13:13 . enz.
,
 pottenbakkersvat Hebr. eens formeerders, dat is, pottenbakkers.
10Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!
 tuchtigen Of, onderwijzen, onderrichten. Zie van het Hebr. Pro 7:22 .
11Dient den Heere met vreze, en verheugt u met beving.
 vreze Met kinderlijke vreze, erende en ontziende den HEERE, gelijk goede kinderen hun goede vader doen.
,
 verheugt u Over de grote zaligheid, die u van den groten en zeer genadigen God, tegen al uwe verdiensten, wordt voorgedragen, om door geloof te genieten in zijn eniggeboren Zoon, wiens verachters schrikkelijk zullen ontkomen. Verg. Hos 11:10-11 . Phi 2:12 .
12Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.
 Kust den Dat is, eert Hem als mijn eeuwigen Zoon, en neemt Hem voor uwen Koning aan, gelooft in Hem, weest Hem onderdanig. Verg. Gen 41:40 . 1Sa 10:1 .
,
 weg vergaat Of, onderweg; dat is, in het midden van uw gewoel en ongehoorzaamheid.
,
 een weinig Of, haastiglijk, een korte tijd. Zie 2Ch 12:7 . Psa 81:15 . Isa 26:20 . Anders, want zijn toorn zal in kort ontbranden.
Copyright information for DutSVVA