‏ Psalms 23:4

4Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
 schaduw Dat is, op schrikkelijk duistere en gevaarlijke wegen, hetwelk David in zijn ballingschap ongetwijfeld dikwijls zal gebeurd zijn. Wat deze manier van spreken verder betekent, is te zien Job 3:5 , en Job 10:21-22 , en Job 24:17 ; Psa 44:20 , en Psa 107:10 , Psa 107:14 :Jer 2:6 enz.
,
 met mij Zie Gen 21:22 , en Gen 31:3 .
,
 staf Te weten, herderstaf, die tegenlijk voor een steunsel dient; alzo blijft de profeet in de gelijkenis van den herder. Zie Lev 27:32 ; Eze 20:37 ; Mic 7:14 ; Zec 11:7 , enz.
Copyright information for DutSVVA