Psalms 26:6

6Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o Heere!
 was Hij wil zeggen dat hij zijn uiterlijken godsdienst alzo doet, dat hij daarbij ook een heilig leven voert, daar de huichelaars het tegendeel doen. Aangaande het wassen der handen tot een teken van onschuld, zie Deu 21:6 , en Mat 27:24 . Sommigen verstaan het van de gewone wassing dergenen, die tot het altaar kwamen, [en in den tabernakel ingaande, het altaar enigzins moesten omgaan, gelijk volgt] Exo 40:32 ; beide zien op zuivering van zonden, onschuld en onstraffelijkheid. Verg. Isa 1:15-16 ; 1Ti 2:8 .
Copyright information for DutSVVA