Psalms 27:12

12Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.
 begeerte Hebr. ziel; welk woord somtijds genomen wordt voor willen, begeerten, lust, voornemen. Zie Gen 23:8 ; idem Psa 41:3 , en Psa 78:18 ; Ecc 6:7 , Ecc 6:9 ; Jer 15:1 ; Eze 16:27 .
,
 zijn Waarvan Doëg een was; 1Sa 22:9-10 . Zie ook Psa 35:11 .
,
 uitblaast Versta, een ieder van hen, of een die de voornaamste is. Uitblaast; dat is, die niet snorkt dan van enkel geweld. Verg. deze manier van spreken met Act 9:1 , en Psa 10:5 .
Copyright information for DutSVVA