Psalms 39:1

1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun. [039:2] Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.
 opperzangmeester Zie Psa 4:1 .
,
  Jedúthun Van dezen, zie 1Ch 16:41-42 . 1Ch 25:1 , 1Ch 25:3 .
,
 mijn wegen Dat is, ik zal naarstiglijk en scherpelijk op mijn doen letten. Zie 1Ki 2:4 .
,
 breidel Of, muilkorf, muilband; ene gelijkenis, genomen van de beesten, dien men den mond toesluit opdat zij niet bijten of eten; het Hebr. woord komt van een woord, dat van het muilbanden der ossen gebruikt wordt; Deu 25:4 . Hij wil zeggen dat hij zich ten enemale wil bedwingen om niet tegen God uit ongeduldigheid te murmureren, of iets onbetamelijks van van zijne vijanden te spreken, zolang het God beliefde, dat zij aldus op hem loerden en in voorspoed voor zijn ogen en rondom hem zweefden.
Copyright information for DutSVVA