Psalms 4:3

3[04:4] Weet toch, dat de Heere Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de Heere zal horen, als ik tot Hem roep.
 gunstgenoot Te weten, mij, dien God onverdiende goedertierenheid, gunst en weldadigheid bewijst, welke ik genietende en gevoelende, ook van harte genegen ben anderen gunst en we`ldadigheid te bewijzen, zelfs mijnen haters, naar den aard en plicht der kinderen Gods. Zie Mat 5:44-45 ; 1Jo 4:11 , en voorts van het Hebr. woord zie 2Ch 6:41 .
,
 heeft afgezonderd; Te weten, tot het koninkrijk. Het Hebr. woord heeft betekenis van wonderlijk handelen en ook afzonderen. Waarom sommigen het overzetten: wonderlijk afgezonderd. Zie Exo 9:4 , en Exo 11:7 , en Exo 33:16 ; idem Psa 17:7 , enz.
Copyright information for DutSVVA