Psalms 45:8

8[045:9] Al Uw klederen zijn mirre, en aloë, en kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden.
 zijn mirre Dat is, rieken zozeer van deze specerijen, alsof zij enkel mirrhe enz. waren. Verg. Pro 7:17 .
,
 elpenbenen Zie 1Ki 10:18 .
,
 paleizen Of, tempelen. Versta hierop: wanneer gij daaruit tevoorschijn komt als een bruidegom, of uwe klederen, en de specerijen, die uit elpenbenen paleizen genomen zijn, en waarmede zij u verheugd hebben, dat is, eer aangedaan. Salomo's koninklijke heerlijkheid en woningen worden in de Schriftuur vermeld; den Heere Christus aangaande, die in het hemelse paleis gekomen in het vlees, en heeft vandaar gebracht zijne leer, en vandaar ontvangen zijne zalving. Zie Mat 3:16 ; Joh 3:13 , Joh 3:31 .
,
 vanwaar Of, boven degenen die u verblijden; te weten, uwe medegenoten, [gelijk boven] genaamd kinderen der bruiloft en des bruidegoms vrienden; Mat 9:15 ; Joh 3:29 .
Copyright information for DutSVVA