Psalms 46:4

4[046:5] De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
 beekjes Hebr. eigenlijk verdelingen; gelijk Psa 1:3 . Dat is, armen, stromen en beken, die uit de rivier lopen of afgeleid worden, of ook, die in de rivier lopen.
,
 rivier Al is de rivier van Jeruzalem [gelijk Gion, Siloah, en andere] niet zo groot en wijd als wel andere. Zie 2Ki 5:12 , en verg. Isa 8:6 , en 2Ki 20:20 ; 2Ch 32:30 , enz. Het schijnt dat de profeet wil zeggen, bij manier van tegenstelling: Als de vijanden gelijk een schrikkelijke onstuimige zee alzo razen, gaat de rivier met hare beken fijn, stil en lieflijk in Gods stad, waar men ook in stilte op Gods bijstand vertrouwt.
,
 stad Versta, Jeruzalem, voorts Gods kerk.
,
 het heiligdom Anders, de stad Gods, van den Heilige: [gelijk God dikwijls in de Schriftuur genoemd wordt de Heilige ] de woningen des Allerhoogsten; of, des Heiligen, der woningen, enz.
Copyright information for DutSVVA