‏ Psalms 49:11-12

11[049:12] Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen.
 Hun Hebr. hun binnenste.
,
  van geslacht Hebr. in geslacht en geslacht.
,
  zij noemen Anders, zij roemen, of roepen uit hun namen in de landen.
12[049:13] De mens nochtans, die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan.
 waarde En geen verstand heeft, gelijk vs.21, zijnde in zijn hogen staat zulk een dwaas, gelijk tevoren beschreven is. Zie vs.7, 12.
,
 blijft Hebr. eigenlijk: zal niet vernachten. Maar het Hebr. woord wordt voorts genomen voor herbergen, verblijven, verkeren.
,
 vergaan Of, afgesneden, uitgeroeid worden. De gelijkheid bestaat in den dood, die den goddelozen en beesten gemeen is, en gelijk in het aanzien van het domme en beestelijke onverstand, waarin de goddelozen sterven alsof zij beesten waren. Van de onsterflijkheid der menselijke ziel wordt op andere plaatsen gesproken.
Copyright information for DutSVVA