Psalms 57:1

1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. [057:2] Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan.
 gouden Gelijk in de voorgaanden psalm.
,
  altáscheth Dit houden sommigen voor een begin van zeker lied, onder de Joden te dien tijde bekend, waarnaar deze psalm moest gezongen worden. Anderen menen dat het een kort begrip is van den inhoud van dezen psalm, waarin David in het brede zou verklaren dat hij in zijne benauwdheid gewoon was angstig tot God met deze weinige woorden te bidden; te weten, verderf, of verniel niet.
,
 betrouwt Of, neemt toevlucht tot U; en zo in het volgende.
,
 uwer Zie Rth 2:12 , en onder Psa 61:5 , en Psa 63:8 .
,
 verdervingen Of, jammeren, ellenden, ongelukken, rampspoedigheden, rampzaligheden.
Copyright information for DutSVVA