Psalms 59:7
7[059:8] Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het? ▼▼ storten Of, gieten, bobbelen, of borrelen uit allerlei lasterredenen van mij. Van het Hebr. woord , zie
Psa 19:3 , en verg.
Jer 6:7 , en onder vs.13.
,
▼▼ wie hoort Dit zijn de woorden der vijanden, waarmede zij te kennen geven dat zij door geen vreze Gods wederhouden worden, sprekende al wat zij willen, alsof er geen God ware, die het hoorde. Zie
Psa 10:11 , en
Psa 94:7 .