Psalms 68:11

11[068:12] De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar.
 te spreken; Hebr. gaf rede, spraak; dat is, stof om te spreken, te weten, van victoriën. Anders, zal geven.
,
 boodschappers Hebr. boodschapsters; het welk verstaan wordt van boodschappende zielen; dat is personen, naar den aard der Hebr. taal. Het was wel ene wijze in Israël dat de vrouwen en jonge dochters de victoriën roemden, en God daarvoor dankten en triomf zongen, [zie Exo 15:20-21 ; Jdg 5:1 , enz., en Jdg 11:34 ; 1Sa 18:6-7 . Verg. ook 2Sa 1:20 ] ; maar hier moet men verstaan de boodschappers van de verkregen victoriën in het Oude Testament, en de apostelen en evangelisten in het Nieuwe Testament. Zie Isa 40:9 .
Copyright information for DutSVVA