Psalms 68:13

13[068:14] Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
 gijlieden De profeet spreekt hier Gods volk aan; hoewel er zijn, die het duiden op de vijanden, aldus: Zo, of wanneer gij ligt, enz. elkeen van de vleugels der duif [dat is, der kerk] is, enz., en hare vederen zijn, enz.
,
 twee Versta, haardstenen, gelijk men in de legers en ook wel elders [nog hedendaags] pleegt op te leggen om vuur daartussen te stoken, om te koken, potten en ketels daarbij te zetten of over te hangen. Anders, tussen treeften, potten, enz.; de zin overeen uitkomende, welke is: al waart gij tot de uiterste dienstbaarheid en smaadheid [gelijk Egypte] verstoten, berookt en besmookt, gelijk koks en koksjongens, zo zal u evenwel God door zijn genadigen zegen weder doen blinken, gelijk een schone vliegende duif, die als van zilver en goud is glinsterende.
Copyright information for DutSVVA