‏ Psalms 68:8-9

8[068:9] Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël.
 dropen Dat is, zij vloeiden gelijk tot water weg, van ontzag, angst en vrees, vermits uwe tegenwoordigheid, als Gij het volk Israël door de woestijn voerdet naar Kanaän.
,
 zelfs Als met den vinger op dezen berg wijzende. Verg. Deu 33:2 ; Jdg 5:4-5 ; Isa 64:1-2 .
9[068:10] Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.
 zeer Hebr. regen der mildigheden, of liberaalheden.
,
  druipen, Of, gesprengd, gelijk wanneer iemand iets met water besprengt, sprengende dat hier en daar.
,
 erfenis Te weten, het land Kanaän, gelijk blijkt in het volgende vers dat hebt Gij bezord als uw eigen erfgoed, verversende datzelve door regen, als het van droogte gelijk als moede en mat was. Verg. Deu 11:11-12 , en zie Exo 15:17 ; 2Sa 20:19 ; Jer 2:7 , en Jer 50:10-11 . Sommigen voegen het woord erfenis bij het voorgaande lid aldus: Gij hebt uwe erfenis met een milde regen bedropen.
Copyright information for DutSVVA