Revelation of John 12:1

1En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren;
 er werd Hier begint het vierde gezicht, en het wordt door velen daarvoor gehouden, dat hier ook het tweede deel dezer openbaring begint, waarin de Kerk van Christus, van der apostelen tijden aan tot het einde der wereld, en de opkomst en heerschappij van den antichrist, met zijn eindelijken val, wat nader en breder wordt beschreven, nadat zulks in het kort in de voorgaande gezichten was gedaan.
,
 een groot teken Dat is, een gezicht dat grote dingen betekende, dat daarom in den hemel wordt gezegd gezien te zijn, omdat zulks in den geopenden hemel is vertoond, hoewel de zaken zelf meest op de aarde geschied zijn.
,
 namelijk een vrouw, Door deze vrouw verstaan enigen de maagd Maria, die Christus heeft gebaard, en met Christus in Egypte is gevlucht, welken Christus de satan tot den dood toe heeft vervolgd, die daarna is opgenomen ten hemel, en aldaar is gezeten ter rechterhand Gods Zijns Vaders, en met een ijzeren roede de volken regeert. Doch daar dit al geschied was, eer aan Johannes deze openbaring is gedaan, en hier eigenlijk van dingen, die nog toekomende waren, wordt geprofeteerd, gelijk Rev 1:1, en Rev 4:1, is betuigd, en hierna Rev 22:6 verhaald wordt; en vele dingen hier op de maagd Maria niet wel kunnen geduld worden, zo verstaat het merendeel der uitleggers door deze vrouw de gemeente van Christus, die naar het voorbeeld van Christus, haar hoofd en bruidegom, deze dingen zijn overkomen, die hier onder deze gelijkenis verstaan worden, gelijk in het vervolg zal blijken.
,
 bekleed met de zon; Hierdoor wordt het ware geloof in Christus, de zon der gerechtigheid, betekend; waarmede de gemeente van Christus is bekleed, versierd en verlicht. Zie Gal 3:27; Eph 3:17, en Eph 5:14.
,
 de maan was onder Hierdoor verstaan enigen de plechtigheden van het Oude Testament, die naar de verandering van de maan zeer dikwijls werden gericht, en die nu met Christus' komst waren krachteloos geworden en teniet gedaan; Col 2:14. Doch hierdoor worden geschikt verstaan alle veranderlijke en wereldse dingen, die als de maan dikwijls veranderen, en die de ware Kerk van Christus onder de voeten heeft, en ten opzichte van de eeuwige, onveranderlijke, en hemelse dingen, klein acht. Zie 1Co 7:30-31, en 2Co 4:18.
,
 een kroon van Dat is, de leer der twaalf apostelen, waar zij alleen van roemt, en die zij voor hare kroon en versiering houdt, gelijk hierna Rev 21 de fondamenten van het hemelse Jeruzalem bij twaalf kostelijke stenen worden vergeleken, waarop de namen der twaalf apostelen waren gegraveerd.
Copyright information for DutSVVA